Column: Arbeidsmigratie belast leefomgeving

In de hal van logiesaccommodatie Agriport 20 hangt een afbeelding van journalist Lydia Jasper van het Noordhollands Dagblad aan de muur waarop zij samen met een arbeidsmigrante bezig is met de verzorging van tomaten. Het blijkt dat zij bij Agro Care een dagje ‘stage’ heeft gelopen en zelfs in het hotel heeft geslapen en daardoor zodanig onder de indruk raakte dat ze alleen nog maar lovende teksten over Agro Care en NL Jobs kon schrijven en de ‘andere’ kant van arbeidsmigratie niet belichtte. Want die is er wel degelijk.

Tijdens de presentatie van plannen voor een groot migrantenhotel in Wieringerwerf had zij kunnen vragen hoe omwonenden dachten over het plan in hun directe omgeving een grote accommodatie te bouwen. Omdat zij dat niet heeft gedaan is haar berichtgeving eenzijdig te noemen. Alleen de zienswijzen van een wethouder en andere belanghebbenden tekende zij op. Ook door haar worden de bewoners blijkbaar niet als ‘stakeholders’ gezien. Maar dat zijn ze wel. Want het is nogal ingrijpend als hun leefomgeving drastische veranderingen zal ondergaan waar ze niet om hebben gevraagd.

Schaalvergroting en globalisering in een neoliberaal systeem zorgen voor verschijnselen als (arbeids)migratie en uitbuiting van Oost-Europeanen. Het lijkt voor Oost-Europese wereldburgers erg
aanlokkelijk om naar hoog geïndustrialiseerde landen zoals Nederland te komen. Wat de Nederlander beschouwt als een mager loon is voor een Oost-Europeaan een hoog inkomen omdat de levensstandaard in die landen lager is dan in Nederland. Met wat ze hier na aftrek van allerlei kosten overhouden van het werken in bijvoorbeeld een tomatenkas of een distributiecentrum kunnen ze in hun eigen land veel meer kopen dan hier.

De huidige arbeidsmigratie zou je kunnen vergelijken met de trek naar de stad tijdens de Industriële Revolutie. Plattelanders dachten toen in de steden een beter bestaan te kunnen opbouwen, maar velen kwamen terecht in sloppenwijken en werden door fabriekseigenaren uitgebuit. In 1887 werd een parlementaire enquête gehouden rond de leef- en werkomstandigheden van fabrieksarbeiders. De commissie kwam tot onthutsende conclusies. Een pastoor verklaarde tijdens een verhoor: ‘Het fabrieksleven vind ik het onhebbelijkste en ongelukkigste leven
dat er is; maar dat is niet te veranderen, er moeten fabrieken zijn en dus fabrieksarbeiders.’ De pastoor nam daarmee een maatschappijbevestigende houding aan en vond de situatie vanzelfsprekend. Het lijkt op de houding die veel (zelfs linkse!) politici aannemen als er over huisvesting en tewerkstelling van (arbeids)migranten wordt gesproken.

Tijdens deze ‘vroege’ parlementaire enquête werd een ‘bikkelharde’ fabrieksdirecteur ondervraagd over de arbeidsomstandigheden in zijn bedrijf. De meeste arbeiders op zijn fabriek werkten zeven dagen per week en hadden alleen op feestdagen vrij, zo’n vier dagen per jaar! De directeur merkte op dat hij zijn arbeiders eens voorgesteld had om één dag per week vrij te nemen met doorbetaling van loon en beweerde dat zij dat niet wilden. Betaalde vrije dagen wezen ze af omdat ze liever werkten: ‘Indertijd heb ik hun aangeboden met behoud van hun geld één dag in de week vrij te geven, maar zij hebben het niet gewild.’ Ondervrager: ‘Waarom niet?’ Directeur: ‘Och, zij zijn dat werken zo gewoon.’ Ondervrager: ‘Laten wij elkander eens goed verstaan. Gij hebt, zegt gij, die menschen een dag vrij willen geven met behoud van hun loon, en zij hebben daarvoor bedankt?’ Directeur: ‘Ja zeker.’ (…) Ondervrager: ‘Gij zult mij toestemmen dat het wel wat fabuleus klinkt? En dat het al heel zonderling schijnen moet dat, wanneer men niet alleen wat uw fabriek betreft, maar in het algemeen aan een arbeider of wie ook zegt: ik zal u een dag in de week vrijaf geven en toch uw volle loon betalen, dat dan de arbeider antwoordt: ik dank u vriendelijk, laat mij maar werken. Dat grenst aan het exorbitante! Is het inderdaad wel zoo?’ Directeur: ‘Het is toch zoo.’ Ondervrager: ‘Dus gij laat werken van 1 Januari tot 31 December, met vier dagen in het heele jaar vrij?’ Directeur: ‘De stokers hebben geen enkelen dag vrij.’ Ondervrager: ‘Goed, die dus hebben van 1 Januari tot 31 December niet één enkelen dag vrij. En de anderen hebben vier dagen vrij in het heele jaar?’ Directeur: ‘Ja.’

De schrijver van het rapport concludeert dat: ‘Het fraaie zelf-gemaakte beeld dat de bourgeoisie zo lang in stand had weten te houden, plotseling in diggelen lag. Van het rustige tevreden Nederland waar geen wantoestanden bestonden zoals in andere landen, waar geen kinderen afgebeuld werden en waar de arbeiders met de pet in de hand hun plaats wisten – van dát Nederland bleef weinig over. En daarvoor in de plaats kwam een heel ander beeld naar voren: een land waar vrouwen en kinderen in de fabrieken dertig tot veertig uren aan één stuk door moesten werken, waar ondernemers hun arbeiders sloegen, waar mannen op hun werk dood neervielen, waar armoede, honger en ziekte het leven van honderdduizenden ondraaglijk maakte.’

Niet alleen werden fabrieksarbeiders slecht betaald, ze hadden ook veel te weinig vrijetijd om van hun arbeid te herstellen. Hun korte leven bestond uitsluitend uit werken, slapen en eten. Daarnaast waren de omstandigheden waarin ze moesten werken en wonen vaak uitermate slecht en ongezond. Werkgevers en machthebbers hadden er geen oog voor of lieten het oogluikend toe. Kortom, het economisch liberalisme liep volkomen uit de hand. En dat lijkt nu weer te gebeuren. Als het wettelijk minimumloon flink omhoog zou gaan zullen veel Nederlanders bereid zijn om ongeschoold werk te verrichten, zoals bijvoorbeeld in de (glas)tuinbouw. Het zou dan veel minder nodig zijn mensen van elders aan te trekken terwijl er eigenlijk geen geschikte woonplekken zijn om ze in te huisvesten. Vooralsnog blijven de lonen laag en houden niet eens de inflatie bij. De komende tijd zullen er dan ook op veel meer plekken hotelaccommodaties zoals die op Agriport uit de grond gestampt worden waarbij als argument gebruikt wordt dat arbeidsmigranten ‘nodig’ zijn.

Die zogenaamde noodzaak vloeit voort uit het nu al decennialange durende neoiberalisme en de grote verschillen in inkomen. Bovendien voerden de kabinetten Rutte een beleid dat ervoor zorgde dat er nu een groot tekort is aan betaalbare en passende huisvesting. Jongeren kunnen vaak geen huis meer vinden en moeten jarenlang wachten voordat ze zich kunnen settelen.

Ook voor nieuwe Nederlanders, vluchtelingen met een verblijfsstatus, is huisvesting problematisch. En zo is het ook met arbeidsmigranten. Er is geen normale huisvesting beschikbaar en een regulier hotel is te duur. Ondernemers grijpen hun kans en de ene na de andere logiesaccommodatie wordt uit de grond gestampt. Maar is dat wel verstandig? In hoeverre zal dat gevolgen hebben voor de sociale cohesie op lokaal niveau?

Het heeft in ieder geval grote gevolgen voor de fysieke leefomgeving. In de nabijheid van een te plannen migrantenhotel wonen al mensen. Hun fysieke en maatschappelijke omgeving gaat er anders uitzien. Je zou van aantasting van hun omgeving kunnen spreken. Honderden mensen uit andere landen die geen Nederlands spreken verblijven enkele maanden in hun nabijheid. En daarna weer anderen, want het zijn vaak ‘short stay’ accommodaties. Dat zal jarenlang zo doorgaan. Hoe gaat dat uitpakken voor de autochtone bewoners? In dit verband wordt soms gesproken over een mogelijke maatschappelijke ontwrichting.

Kortom, migranten (zowel arbeidsmigranten als nieuwe Nederlanders) zijn onze medemensen en dienen zo snel mogelijk te assimileren en opgenomen te worden in de samenleving. Dat vereist niet alleen een leefbaar inkomen maar ook menswaardige huisvesting…

Wil je niets missen uit Schagen en de regio?
Avatar foto
Kees Zwaan is vast columnist van Noordkop Centraal.



Geef hier jouw reactie (check eerst onze huisregels):