Column: Pestkopperij

Op het tuinpad stond een witte DKW bromfiets. Op de buddyseat lag een witte pothelm. En een paar lederen handschoenen. Voor de deur van het boeren woninkje aan het einde van het pad pronkten twee grote, glimmende rijlaarzen. Het waren de attributen van de plaatselijke politieman die, als er stront aan de knikker was, er altijd als de kippen bij was. Iedere dag maakte hij gekleed in vol ornaat en lederen jas zijn ronde door het gebied dat onder zijn ‘jurisdictie’ viel. Hij droeg daarbij een opvallend wijde broek die ongetwijfeld nog dateerde uit de tijd dat politiemannen vaak te paard opereerden. Hij was zogezegd de ‘man der wet’ tegen wie men opkeek en waarvoor men veel ontzag had. Bij optochten liep hij voorop om alles in goede banen te leiden. Tijdens dorpsfeesten hield hij alles nauwlettend in de gaten en controleerde hij of de plaatselijke kroegen zich wel aan de sluitingstijden hielden. Soms zag je hem op de Openbare Lagere School van het dorp met de hoofdmeester praten. Dan was het duidelijk dat er een leerling stout was geweest. Die werd dan apart genomen en op ernstige toon door de politieagent toegesproken. Als de boosdoener dan met zijn (meisjes haalden geen kattenkwaad uit) hand op zijn hart beloofde ‘het’ nooit meer te doen was de politieman tevreden en begaf zich weer naar zijn dienstwoning pal achter de school. Dat hij daar woonde werd aangegeven door een buitenlamp waarop het woord ‘politie’ prijkte.

Eén van zijn voorgangers, die nog werd betiteld als ‘veldwachter’ was ook zo’n figuur waar de dorpsbewoners veel respect voor hadden. Hij moest in tegenstelling tot de wat modernere politieman zijn gebied per rijwiel verkennen. Toen deze veldwachter van het type Bromsnor eens met zijn dagelijkse rondje bezig was zag hij in de verte een boer die problemen had met zijn paard en wagen. Het was net voor de Tweede Wereldoorlog toen er Nederlandse soldaten in het dorp gelegerd waren. In de omgeving van het dorp oefenden de militairen om adequaat op te kunnen treden bij een eventuele inval van een vreemde mogendheid. Net op het moment dat de boer met zijn tweespan paarden op de weg reed kwam er een aantal soldaten plotsklaps uit de slootkant opduiken. En iedereen die wat weet van paarden weet dat ze bij het geringste gevaar op hol kunnen slaan. Dat deden deze paarden dan ook. De veldwachter zag het span aan komen rennen, smeet zijn fiets neer en wist ze met grote moeite tot staan te brengen. Met gevaar voor eigen leven. Het was met recht een heldhaftige daad.

Terug naar de politieman die zonder laarzen en hoofddeksel de boerenwoning had betreden. Hij zat aan tafel en had een kopje koffie gekregen van de vrouw des huizes. Roerend in zijn kopje vroeg hij aan het jongetje dat op een andere stoel tegenover hem had plaatsgenomen: ‘Wat is er gebeurd, Frits?’ Frits begon stamelend te vertellen. Hij was voor een boodschapje naar de winkel gestuurd. Op weg daarnaartoe was hij tegengehouden door een veel oudere buurjongen. Met geen mogelijkheid lukte het jongetje het langs de sterke, grote pestkop te komen, die zelfs het strooien zomerhoedje dat hij op zijn hoofd had, stuk maakte. Onmachtig om zijn weg te vervolgen rende Frits razend naar huis. Overmand door haat jegens de pestkop kwam hij even later zijn ouderlijke huis weer uitgerend. Zijn moeder had hem niet tegen kunnen houden. Vóór het huis van zijn buurjongen raapte hij een steen uit het grindpad op en mikte het met een gerichte worp door het voorraam. Rinkelend stortte het grote raam ineen in wel honderd stukken. Het projectiel had doel getroffen. Frits’ boosheid was wat getemperd. De razernij was over zijn hoogtepunt heen. Het was een impulsieve reactie op het pestgedrag van die grote buurjongen. De steen door de ruit was de climax.
Aandachtig luisterde de politieman naar het relaas van de jongen. ‘Je reactie is te begrijpen maar je mag het recht niet in eigen hand nemen,’ concludeerde de politieman wijs. ‘En al helemaal niet een raam stukgooien. Je zult de schade aan het raam moeten vergoeden.’ Helaas kon Frits het zelf niet betalen dus moest de vader des huizes voor de schade opdraaien. Gelukkig was het geen ‘modern’ dubbel glas en bleven de kosten beperkt tot enkele tientjes. De moraal van dit verhaal? Er zijn dingen die je beslist niet mag doen. Anderen pesten mag niet. Maar een ruit ingooien ook niet…
Wil je niets missen uit Schagen en de regio?

Publicatiedatum: 8 november 2023
Tags:

Categorie: Column
Aantal views: 193
Avatar foto
Kees Zwaan is vast columnist van Noordkop Centraal.



Geef hier jouw reactie (check eerst onze huisregels):