10 dagen voor Pasen

Het is maart 1993, ik ben 15 jaar en zit in 4HAVO op het Alkwin College in Uithoorn. Mijn moeder heeft een briefje voor me geschreven die ik inlever bij de conrector.

Ik wil namelijk vrij op een, voor mensen die in Uithoorn wonen, gewone doordeweekse woensdag. Mijn moeder komt uit Schagen, die snapt het. Mijn conrector niet, maar geeft me toch vrij. Als geboren Brabander kan hij zich er wel iets bij voorstellen.

Het is maart 1999, ik ben 21 jaar, woon in Amsterdam en loop stage op het hoofdkantoor van Citroen Nederland. Ik mag een vrije dag opnemen. Eentje.  Op de woensdag 10 dagen voor Pasen. Ik moet dus ’s avonds terug met de trein naar Amsterdam. Op het Centraal Station wordt ik door een wildvreemde aangesproken.

“Jij komt uit Schagen,” zegt een niet al te fris uitziende jongen. “Dat zie ik aan je schoenen…”. Ik kijk naar mijn ongelooflijke vieze blubberschoenen en naar de zijne die er precies hetzelfde uitzien. Net als onze spijkerbroeken. Vanaf de knie tot en met de enkel onder het bier en vilt. En stinken dat we doen. Maar we hebben een klik, de onbekende jongen en ik.

Het is maart 2000, ik ben 22 jaar en sla een dagje in de collegebanken over. Een studievriend uit het midden van het land heeft vol verwondering mijn verhalen aangehoord over die bijzondere woensdag in Schagen tien dagen voor Pasen.

Hij besluit dat ook wel eens mee te willen maken. De verwondering blijft en gaat niet meer weg. Quote van die dag: “Er staan hier gewoon koeien op straat…” Klopt, dikbillen noemen we die. Vinden wij heel normaal.

Het is maart 2004, ik ben 26 jaar en net begonnen aan mijn eerste ‘echte’ volwassen fulltime baan. Of ik een middagje vrij mag voor een soort feestje, 10 dagen voor Pasen. Wat voor feestje het is, willen mijn nieuwe collega’s weten. Ik geef mijn beste omschrijving: carnaval, maar dan zonder je te verkleden.

Ze nemen er genoegen mee. De dag erna zie ik wat pips. Gelukkig heeft de kantinejuffrouw het vet al vroeg aan staan en frituurt ze om 11 uur met liefde een kroketje voor me. Dat helpt. 

Het is maart 2009, ik ben 32 jaar en net bevallen. Voor het eerst ben ik voor 10 uur in de ochtend al op de markt te vinden. Achter de kinderwagen met daarin mijn grote trots. Uiteraard moet hij even kennismaken met de koeien en de schapen, met de kippen en de konijnen.

Hij is drie maanden oud en de kennismaking verloopt rustig. Oma is zo lief om zich de rest van de dag om hem te bekommeren. Sinds zij het jaar ervoor voor ‘bejaarde’  werd uitgemaakt, gaat ze er niet meer op uit. Ik vind het geen probleem om voor haar een andere invulling aan de woensdagmiddag tien dagen voor Pasen te geven.

Het is maart 2016, ik ben 38 jaar, net op vakantie geweest, net een nieuw bedrijf gestart, twee kinderen die zich elke ochtend afvragen waar ze vandaag weer ‘heen moeten’. Het is bijna 10 dagen voor Pasen als me de vraag wordt gesteld of ik ‘nog ga’, zeg ik te twijfelen.

Druk, niet weer oma de oppas geven en ik som nog een paar argumenten op. Midden in het laatste argument stop ik abrupt met praten. Twijfel? Hoezo? Niemand heeft me nog bejaarde genoemd (al is het woordje ‘u’  al wel eens gevallen, maar dat terzijde). Mijn kleine mannen vinden oma echt heel lief, misschien nog wel liever dan hun moeder. En dat werk. Dinsdagavond even doorbijten.

Paasvee. Tien dagen voor Pasen loopt Schagen uit. Waarvoor? Voor de Paasveetentoonstelling waar de beste en mooiste dikbil wordt gekozen. En om daarna met zijn allen vanaf een uurtje of 14 op de Markt een biertje te drinken. Hoezo? Gewoon omdat het kan. Omdat het gezellig is. Omdat tradities in eren gehouden moeten en mogen worden. Waarom? Waarom niet!

Marjolein Deutekom

Wil je niets missen uit Schagen en de regio?
Avatar foto
Je leest een bericht uit het rijke archief van Noordkop Centraal



Geef hier jouw reactie (check eerst onze huisregels):