Column: Rechts bewind onder een ‘linkse’ burgemeester

Er zijn, naast het confessionalisme, twee politieke stromingen te onderscheiden: het liberalisme en het socialisme. We spreken van ‘ideologieën’. Een ideologie is een ‘samenhangend geheel van opvattingen over mens en maatschappij dat wordt aangehangen door een bepaalde maatschappelijke groepering’. Ook in 2020 zijn  in Hollands Kroon deze twee ideologieën vertegenwoordigd. Het ‘economisch liberalisme’ viert in deze gemeente echter hoogtij. 
 

Uit de waarden van de Verlichting ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ ontstond het liberalisme, dat hoofdzakelijk de belangen van de (hoge) burgerij verdedigde.  De negentiende eeuw was de eeuw van het liberalisme. Neo-liberale uitgangspunten vinden we anno 2020 bij D66, VVD en SHK.

Het idee dat het gedrag van mensen, hun opvattingen en hun manier van denken worden bepaald door hun materiële omstandigheden (maar ook hun maatschappelijke positie) is van Karl Marx. De economische positie in de samenleving bepaalt het bewustzijn (je identiteit: wie ben ik eigenlijk?) van het individu. Socialistische uitgangspunten vinden we op lokaal niveau terug bij GroenLinks en in mindere mate bij de PvdA, die lang geleden haar ‘ideologische veren’ afschudde en ook neoliberale trekken kreeg. Een ‘linkse’ burgemeester kan dan ook gemakkelijk in een rechts college plaatsnemen.

Vrijheid

De negentiende eeuw was de bloeitijd van het liberalisme. De waarde ‘vrijheid’, de belangrijkste waarde uit de Verlichting, werd door filosoof/econoom Adam Smith verder uitgewerkt. Smith zag vrijheid ook als economische vrijheid voor de ondernemer. Zijn gedachtegang was dat als iedereen maar zoveel mogelijk zijn eigenbelang na zou streven er vanzelf een evenwicht zou ontstaan: ‘the invisible hand’. 

Filosoof John Locke ondersteunde het liberalisme en wees daarnaast op het belang van de overheid, die op de achtergrond een oogje in het zeil moest houden: de ‘nachtwakersstaat’. De staat diende zich zoveel mogelijk te onthouden van inmenging in het (economisch) leven. Een negentiende eeuwse journalist drukte het uit als ‘opruiming van kunstmatige hinderpalen en beletselen die de wetten van verbruik en voortbrenging in de weg staan’. Dat vinden we terug in het ‘ja-tenzij’ principe van het gemeentebestuur van Hollands Kroon.

In de negentiende eeuw mochten alleen vermogende mannen het kiesrecht uitoefenen en tot 1872 werd het arbeiders zelfs verboden zich te verenigen. We zien dan ook dat in de gebieden die nu een onderdeel zijn van Hollands Kroon, zonder uitzondering grote boeren en rijke heren de dienst uitmaakten. De waarde ‘gelijkheid’ stond voortdurend onder druk door het liberale beleid van de regering. Democratie was ver te zoeken. Voor de liberalen van toen was dat zelfs een vies woord.

Solidariteit

De waarde ‘broederschap’ stond bij de liberalen in de negentiende eeuw niet hoog in het vaandel. Aan het einde van die eeuw was er een grote massa uitgebuite fabrieksarbeiders en de hele eeuw was er een groot aantal armen. De conservatief-liberale machthebbers hadden niet veel op met de zwakkeren in de samenleving en toonden weinig solidariteit. Een overblijfsel van deze a-solidaire benadering vinden we terug bij SHK: alleen als je buiten je schuld hulpbehoevend bent geworden zou je volgens deze partij recht moeten hebben op Wmo ondersteuning. Dat principe zou kunnen verklaren dat de SHK wethouder feestvierde bij de opening van een nieuwe voedselbank. 

Dat SHK onlangs akkoord ging met de vestiging van een Polenhotel in het Joods Werkdorp bewijst dat economische argumenten zwaarder wegen dan de bezwaren van de omwonenden en de Stichting die er een herinneringscentrum van wil maken. Enige empathie jegens medeburgers lijkt totaal afwezig. Winstgevendheid prevaleert.

Markt

Een parlementaire enquête aan het einde van de negentiende eeuw bracht de schrik er goed in bij de liberale ‘volksvertegenwoordigers’ en zorgde voor de eerste sociale wetten. De politiek van ónze tijd is neo-liberaal te noemen en heeft weinig meer te maken met het liberalisme uit vervlogen tijden.

De overheid trekt zich steeds meer terug. De markt neemt publieke taken van de overheid over, waarbij winstgevendheid prioriteit heeft. We zien een toenemende verrijking van een kleine groep mensen aan de top en een toenemende verarming aan de onderkant van de samenleving. Die mensen worden niet meer het ‘proletariaat’ genoemd, maar vormen het ‘precariaat’, omdat ze leven in precaire omstandigheden.

Politicologen wijzen erop dat de toenemende afstand van burgers tot de politici de democratie bedreigt. Het lijkt erop dat ‘de markt’ de samenleving steeds meer gaat overheersen. Dat zien we duidelijk in Hollands Kroon. De vraag vanuit de markt is heilig voor het rechtse bestuur…

Kees Zwaan

Wil je niets missen uit Schagen en de regio?
Avatar foto
Je leest een bericht uit het rijke archief van Noordkop Centraal



Geef hier jouw reactie (check eerst onze huisregels):