Column: Walvissen op het Callantsoger strand

In het verre verleden werd het Callantsoger strand niet door zonaanbidders, maar hoofdzakelijk door jutters bezocht die hoopten er waardevolle spullen aan te treffen. Zelfs nu zijn er nog mannen die het als hobby én als levensstijl niet los kunnen laten, zoals Callantsoger Maarten Hollander. Hij verklaart: ‘Het strand geeft zich iedere dag anders bloot en als jutter weet je nooit wat je tegenkomt. Volgens mij zit er wat zeewater in mijn bloed. Zodra het gaat waaien en de zee onstuimig is ben ik op het strand te vinden.’ Hollander jut van jongs af aan en de grootste verandering is dat hij nu voornamelijk waardeloze plastic spullen op het strand vindt. Vroeger vond hij wél veel bruikbare voorwerpen en -materialen.

Soms strandden of vergingen er schepen vlak voor de kust. Dat waren spectaculaire gebeurtenissen waar menige Callantsoger naar ging kijken of er daadwerkelijk zijn leven voor in de waagschaal stelde. In de stormachtige nacht van drie op vier december 1882 raakte het Engelse stoomschip Strathmore in grote problemen. Een Callantsoger reddingboot met tien vrijwillige reddingswerkers (‘zeeridders’) probeerde tijdens de heftige storm de opvarenden van het schip aan wal te brengen. Tijdens de actie vonden negen mannen, waaronder vier Callantsogers, de dood in de woeste golven.

Een enkele keer spoelde er een dode walvis aan. Zoiets was voldoende reden om op het strand poolshoogte te gaan nemen. Op vijf oktober 1895 spoelde op het strand van Callantsoog een walvis aan met een lengte van 23 meter. In de zeventiende eeuw was dat op precies dezelfde dag ook al eens gebeurd: ‘1631. Den 5 October, alhier op de strant van Kallantsooge een Walvis gestrant en aangespoelt (…) hij was lang 68 voeten, hij spoog veel vet op strant. Die hem kogte (…) kreeg daar zeer veel gelt van,’ aldus de krant.

Callantsoger Piet Vos schreef in zijn memoires: ‘Dat wij uit school kwamen vertelden ze dat er een walvis op ’t strand lag. (…) Ongeveer bij paal 13 zag ik een grote partij ingewanden liggen, zo ongeveer als autobanden (maar die waren er toen nog niet). Ik dacht dat dit de walvis was en ging gauw uitgekeken weer op huis af. Later bleek echter dat de walvis zelf bij paal 12 lag. Daarna heb ik hem gezien én geroken. Wat aan het strand aanspoelt hoort aan de strandvonderij. Een vis echter niet. Gert Boekel had hem gevonden dus werd die er de eigenaar van.’

De krant meldde: ‘Men kan zich voorstellen dat deze colossus honderden nieuwsgierigen naar het stille Callantsoog trekt.’ Gert Boekel en zijn dorpsgenoot Jan Vos spanden dan ook een groot zeil over de walvis en voor een kwartje mochten belangstellenden de walvis zien én ruiken. Daarna slachtten ze het beest. Het spek was wel 20 centimeter dik; het werd gesmolten en in vaten gedaan. Boekel en Vos hielden er een aardig bedrag aan over. Minder prettig was dat er een lijk in ‘verregaande staat van ontbinding’ in de nabijheid van de walvis werd aangetroffen. Zeven dagen later zou er weer een lijk aanspoelen. Het strand was een plaats waar je soms iets waardevols kon vinden of een spectaculair schouwspel kon bijwonen. Maar het was ook een plaats waar men geconfronteerd werd met de dood. Men ging er niet liggen om van de zon te genieten. Autochtone Callantsogers hadden je voor gek verklaard.

Het strand was voor velen tot in de achttiende eeuw een ‘no go area’. Het werd gezien als een ongecultiveerd, onherbergzaam oord dat je beter kon vermijden. Dat is nu heel anders. Op mooie zonnige dagen is Callantsoog overvol en op het strand liggen de badgasten dan hutjemutje te bakken in de zon totdat ze eruit zien als ‘gefrituurde kroketten’.

De zon en de zee schrikken ze niet af…

KEES ZWAAN

Wil je niets missen uit Schagen en de regio?
Avatar foto
Kees Zwaan is vast columnist van Noordkop Centraal.



Geef hier jouw reactie (check eerst onze huisregels):