Column: Gastarbeiders in Groote Keeten

Al eeuwenlang proberen wij ons land te beschermen tegen de geweldige kracht van de zee. Langs de hele Noordzeekust gaat veel aandacht uit naar het versterken van de duinen en het inperken van de afslijtende werking van de stromingen voor de kust. Voor de kust van Callantsoog en Groote Keeten zijn daarvoor strekdammen aangelegd die de afslag van de kust tegengaan. Een strekdam bouwen en onderhouden vereist vakkennis en stoere mannen met uithoudingsvermogen. In 1909 was het vooral handwerk waarvoor veel arbeidskrachten nodig waren.

Waterstaat constateerde aan het begin van de Twintigste Eeuw dat er drie nieuwe strekdammen (ook wel strandhoofden genoemd) nodig waren ter hoogte van Groote Keeten. Tevens moest er onderhoud plaatsvinden aan negen bestaande strekdammen. De kosten van het werk werden geschat op ruim ƒ 87.000,–. Er vond een aanbesteding plaats waarna het werk werd gegund aan de laagste inschrijver, J. van der Plas te Hardinxveld voor een bedrag van ƒ 69.800,–.

Al snel begon de aannemer met de voorbereidende werkzaamheden. Het arbeidersarsenaal was groot en Van der Plas kon selectief werven. In de duinen bij Groote Keeten werden grote houten barakken opgetrokken, volksketen genaamd. Hier zouden de werklieden in moeten ‘wonen’, dicht bij het werk. Het waren eenvoudige gebouwen waar veel mensen in konden verblijven, hoofdzakelijk om te eten en te slapen. Vooral arbeiders uit Hardinxveld en Giessendam vonden er emplooi en een inkomen.

De bevolking van Callantsoog en omgeving was blij met de werkgelegenheid. In de Kop van Noord-Holland was werkloosheid schering en inslag. Had men geen werk dan moest men rondkomen van de bedeling. De komst van het bedrijf betekende grote bedrijvigheid en dynamiek rond het anders zo rustige Callantsoog en Groote Keeten. En ook Keetemers en Callantsogers konden aan de slag.

Callantsoger Jan de Boer schreef echter in juli een ingezonden stuk waarin hij kwalijke praktijken en knoeierijen van aannemersbedrijf Van der Plas aan de orde stelde. De Boer had gesproken met dorpsgenoot Arie Kooger die bij Van der Plas werkte en allerlei dingen had gezien die niet door de beugel konden. De Boer besloot er ruchtbaarheid aan te geven door verschillende kranten te benaderen. Zijn relaas begint hij als volgt: ‘Het publiceeren van ergerlijke toestanden en van knoeierijen op allerlei gebied komt in onze dagen gelukkig steeds meer aan de orde. De tijden zijn voorbij dat zonder protest handelingen worden gepleegd die ergernis wekken.’

De wantoestanden in Groote Keeten die hij in zijn stuk aan de orde stelde liegen er niet om. Ondanks dat er niet langer dan elf uur gewerkt mocht worden kwam het regelmatig voor dat arbeiders van half drie in de nacht tot ’s avonds zeven uur met kleine tussenpauzes aan het werk waren. De Boer vroeg zich af: ‘Waarom die lange werkdagen, waarom dat jagen, dat snelle werken? Het is bekend hoe buitengewoon zwaar dit damwerk is en een goede nachtrust zou dus verwacht mogen worden.’ In de woonbarakken lagen de gastarbeiders zonder tussenschotten te slapen en hadden daardoor geen enkele privacy.

Bovendien waren de gebouwen niet water- en winddicht. De drinkwatervoorziening (er was in Callantsoog nog geen waterleiding) was ook niet in orde. Zo kwam het voor dat de arbeiders slootwater moesten drinken waarin kleine kikkertjes rondzwommen. Van watergespoelde toiletten was geen sprake, de ‘privaten’ waren vieze, smerige hoekjes. De woonketen werden nauwelijks schoongemaakt waardoor de arbeiders in een vervuilde omgeving sliepen. Want slapen en eten was eigenlijk het enige dat ze daar konden doen.

Het werd een item dat in veel kranten werd besproken. Het gevolg was dat er twee socialistische Kamerleden in Groote Keeten poolshoogte kwamen nemen, de Minister van Waterstaat een onderzoek liet instellen en zelf ook naar Groote Keeten kwam. Zelfs prins Hendrik, de echtgenoot van Wilhelmina kwam nog even naar de ‘zeeweringen’ kijken voordat hij samen met jonkheer Van de Poll op konijntjes ging jagen in het Zwanenwater.

In september 1909 vond er over de kwestie een verhit debat in de Tweede Kamer plaats, waarbij de socialistische Kamerleden grote kritiek uitten op de Minister omdat ze het onderzoeksrapport niet mochten inzien. Zo konden ze de regering niet controleren. De Minister beweerde dat er in Groote Keeten ‘niets aan de hand was’ en dat ze hem wat dat betrof ‘op zijn blauwe ogen’ moesten geloven. Volgens hem was openbaarmaking van het rapport namelijk niet in het algemeen belang. Tenslotte verdween de hele zaak in de doofpot en mocht de aannemer gewoon doorgaan met zijn werkzaamheden…

Kees Zwaan

Wil je niets missen uit Schagen en de regio?
Avatar foto
Kees Zwaan is vast columnist van Noordkop Centraal.



Geef hier jouw reactie (check eerst onze huisregels):